
D-22
Gebruiken van automatische begeleiding
4.
Selecteer d.m.v. de instrumentdeeltoetsen
(
ck
tot en met
cr
) de onderdelen (drums, bas
enz.) die u wilt bewerken.
De naam van het onderdeel dat u selecteert, verschijnt
op het display. Ritmepatronen bestaan uit de acht
hieronder getoonde onderdelen.
• De toetsoplichting verandert niet wanneer u drukt op
de instrumentdeeltoetsen (
ck
tot en met
cr
). De
toetsbelichting geeft aan of er begeleidingsdata is die
correspondeert met elk onderdeel.
Voorbeeld: Wanneer bas geselecteerd is
5.
Bewerk het geselecteerde onderdeel naar
wens.
De onderstaande tabel geeft een beschrijving van de
parameters die u kunt bewerken.
• Selecteer d.m.v. de
ct
(u) en
dk
(i) toetsen een
parameter en de
bt
(w, q) toetsen om de instelling
ervan te veranderen. U kunt ook snelkoppeltoetsen
gebruiken (zie onderstaande tabel) om parameters te
selecteren.
• Door tegelijkertijd indrukken van de
bt
(w, q)
toetsen wordt de op dat moment geselecteerde
parameter teruggesteld naar de oorspronkelijke
default instelling.
• Door tijdens een montagebewerking op de
6
(START/STOP) toets te drukken wordt het
begeleidingspatroon weergegeven samen met de
montages die u tot op dat punt gemaakt had. Door op
de
7
(ACCOMP ON/OFF) toets te drukken wordt
enkel het instrumentdeel weergegeven dat u aan het
monteren bent.
De procedure wordt voortgezet op pagina D-23.
ck cl cm cn co cp cq cr
Drums Slagwerk Bas Akkoord
1
Akkoord
2
Akkoord
3
Akkoord
4
Akkoord
5
Onderdelen
Instrumentdeelnaam
Parameter Omschrijving Instelling
Snel-
koppel-
toets
Rhythm
Select (
rit-
meselectie
):
Ritme
Vervangt de
bewerkingsdata
van het onderdeel
(drum, bas, enz.)
met dat van het
gespecificeerde
ritmenummer.
*1
001 tot en met
190:
Ritmenummer
*2 *3
bm
Tone
Select
(toonselec-
tie):
Toon
Schakelt de
deeltoon
(instrument) over
naar dat van het
gespecificeerde
toonnummer.
001 tot en met
250:
Toonnummers
*2 *4
bn
Prt:
Onderdeel
aan/uit
Schakelt elk
onderdeel aan of
uit.
OFF (uit):
Dempt het
onderdeel.
ON (aan):
Doet het
onderdeel
klinken.
bo
Vol:
Volumeni-
veau
Regelt het
volumeniveau van
elk onderdeel.
000 tot en met
127
Pan:
Panning
(positie)
Regelt of het geluid
van het onderdeel
gehoord kan worden
van de linker of
rechter kant.
–64 tot 0 tot 63
*5
Reverb:
Nagalm
Regelt het niveau
van het
nagalmeffect
(pagina D-13) dat
uitgeoefend wordt
op de deelnoten.
000 tot en met
127
bp
Chorus:
Zweving
Regelt het niveau
van het
zwevingeffect
(pagina D-13) dat
uitgeoefend wordt
op de deelnoten.
000 tot en met
127
*1 Door de deelbegeleidingsdata te vervangen worden alle
montages gewist die tot op dat punt gemaakt waren bij de
op dat moment geselecteerde begeleidingsdata.
*2 Achtereenvolgende nummers beginnen bij 001 hetgeen
het eerste ritme is van de eerste groep (POPS/JAZZ). Zie
de “Toonlijst” (pagina A-1) en “Ritmelijst” (pagina A-4)
voor informatie betreffende het nummeringsysteem.
*3
Wanneer het een intropatroon of eindpatroon betreft, als
een ritme wordt gespecificeerd voor één onderdeel (drum,
bas, enz.) dan zal hetzelfde ritme automatisch worden
gespecificeerd voor alle andere onderdelen van het patroon.
*4 Enkel drumsetklanken (toonnummers 237 tot en met 250)
kunnen geselecteerd worden voor de drum- en percussie
onderdelen. Drumsetklanken kunnen niet worden
geselecteerd voor de bas en de akkoord 1 tot en met 5
onderdelen.
*5 Een kleine waarde verschuift naar links, terwijl een
grotere waarde naar rechts verschuift. Een waarde van
nul specificeert het midden.
Comentarios a estos manuales